[waa-1] | Beter wat dan niets |
[waa-2] | Gestolen goed gedijt niet |
[waa-3] | Wie aan de weg timmert, heeft veel bekijks |
[waa-4] | De gebraden duiven zullen je niet in de mond vliegen |
[waa-5] | Goedkoop is duurkoop |
[waa-6] | Wie wind zaait, zal storm oogsten |
[waa-7] | Wie met pek omgaat, wordt er mee besmet |
[waa-8] | Wie zich aan een ander spiegelt, spiegelt zich zacht |
[waa-9] | Een steek onder water geven |
[waa-10] | Men moet het ijzer smeden, als het heet is |
[waa-11] | Wie niet waagt, die niet wint |
[waa-12] | Als de ene hand de andere wast, worden ze beide schoon |
[waa-13] | Men moet huilen met de wolven, waarmee men in het bos is |
[waa-14] | Twee honden vechten om een been, een derde loopt er snel mee heen |
[waa-15] | Om der wille van het smeer, likt de kat de kandeleer |
[waa-16] | De ene kraai pikt de andere de ogen niet uit |
[waa-17] | Men moet niet op het uiterlijk afgaan |
[waa-18] | De kleren maken de man |
[waa-19] | Men moet zijn neus niet in andermans zaken steken |
[waa-20] | Schoenmaker, blijf bij je leest |
[waa-21] | Haastige spoed is zelden goed |
[waa-22] | Bezint eer gij begint |
[waa-23] | Wie het onderste uit de kan wil hebben, krijgt het deksel op zijn neus |
[waa-24] | Hij heeft de klok horen luiden, maar hij weet niet, waar de klepel hangt |
[waa-25] | Zo vrij als een vogeltje in de lucht |
[waa-26] | Nieuwe bezems vegen schoon |
[waa-27] | In het donker zijn alle katten grauw |
[waa-28] | Men kan geen veren plukken van een kikker |
[waa-29] | Na mij de zondvloed |
[waa-30] | Boontje komt om zijn loontje |
[waa-31] | Hoge bomen vangen veel wind |
[waa-32] | Elk "daarom" heeft zijn "waarom" |
[waa-33] | Dat is koren op zijn molen |
[waa-34] | Een appeltje voor de dorst bewaren |
[waa-35] | Zo gewonnen, zo geronnen |
[waa-36] | Oost west, thuis best |
[waa-37] | Als de kat van honk is, dansen de muizen |
[waa-38] | Een zaak in de doofpot stoppen |
[waa-39] | Vogeltjes, die te luid zingen, zijn voor de poes |
[waa-40] | De kost gaat voor de baat |
[waa-41] | Wie het kleine niet eert, is het grote niet weerd |
[waa-42] | Een goede buur is beter dan een verre vriend |
[waa-43] | Dat is zijn stokpaardje |
[waa-44] | Paar'len voor de zwijnen gooien |
[waa-45] | De berg heeft een muis gebaard |
[waa-46] | Holle vaten klinken het hardst |
[waa-47] | Van de doden niets dan goeds |
[waa-48] | Wat niet weet, wat niet deert |
[waa-49] | Een vos verliest wel zijn haren, maar niet zijn streken |
[waa-50] | Met Sint Juttemis |
[waa-51] | Waar het hart vol van is, loopt de mond van over |
[waa-52] | Na regen komt zonneschijn |
[waa-53] | 't Is niet alle dagen Kermis, al staan er kramen |
[waa-54] | Iemand te glad af zijn |
[waa-55] | Geeft men hem de vinger, dan neemt hij de gehele hand |
[waa-56] | Een goed begin is het halve werk |
[waa-57] | Jong geleerd, oud gedaan |
[waa-58] | In het land der blinden is eenoog koning |
[waa-59] | Het is niet alles goud, wat er blinkt |
[waa-60] | De mens wikt, God beschikt |
[waa-61] | Keulen en Aken zijn niet op één dag gebouwd |
[waa-62] | Eind goed, al goed |
[waa-63] | Wie zichzelf verhoogt, zal vernederd worden |
[waa-64] | Over koetjes en kalfjes praten |
[waa-65] | Wie het laatst lacht, lacht het best |
[waa-66] | Zoveel hoofden, zoveel zinnen |
[waa-67] | Wie het eerst komt, het eerste maalt |
[waa-68] | Een spierinkje uitgooien om een kabeljauw te vangen |
[waa-69] | Het is mij een doorn in het oog |
[waa-70] | Wie A zegt, moet ook B zeggen |
[waa-71] | Iemand koeien met gouden horens beloven |
[waa-72] | Uit het oog, uit het hart |
[waa-73] | Blaffende honden bijten niet |
[waa-74] | Als de nood het hoogst is, is de redding nabij |
[waa-75] | Wie zijn neus schaadt, schaadt zijn aangezicht |
[waa-76] | Van een andermans leer is het goed riemen snijden |
[waa-77] | De gelegenheid maakt de dief |
[waa-78] | Veel geschreeuw, maar weinig wol |
[waa-79] | Beter één vogel in de hand, dan tien in de lucht |
[waa-80] | Ieder vogeltje zingt, zoals het gebekt is |
[waa-81] | De appel valt niet ver van de boom |
[waa-82] | Aan de vruchten kent men de boom |
[waa-83] | Wie niet zaait, zal niet oogsten |
[waa-84] | Over de smaak valt niet te twisten |
[waa-85] | Sparen doet garen |
[waa-86] | Elk huis heeft zijn kruis |
[waa-87] | De paarden, die de haver verdienen, krijgen ze niet |
[waa-88] | Men moet het paard niet achter de wagen spannen |
[waa-89] | Men moet een gegeven paard niet in de bek zien |
[waa-90] | Ledigheid is des duivels oorkussen |
[waa-91] | Als men van de duivel spreekt, trapt men op zijn staart |
[waa-92] | Nieuwe heren, nieuwe wetten |
[waa-93] | Strenge heren regeren niet lang |
[waa-94] | De ene dienst is de andere waard |
[waa-95] | Kleine dieven hebben ijzeren, grote hebben gouden ketenen |
[waa-96] | De kleine dieven hangt men op, de grote vallen door de strop |
[waa-97] | April koud en nat, veel koren in het vat |
[waa-98] | De eerste april stuurt men de gekken, waar men wil |
[waa-99] | April doet wat hij wil |
[waa-100] | Aprilletje zoet geeft ook nog wel eens een witte hoed |